São Tomé en Príncipe – klein land, grote verhalen
Welke eilanden waren tot de 15e eeuw nog helemaal onbewoond? Waar vind je de kleinste hoofdstad ter wereld? Wat is het één na kleinste land van Afrika? En welk land was ooit de grootste cacao-exporteur ter wereld? Het antwoord op al die vragen is , je voelt het al aankomen: São Tomé en Príncipe.
Twee stipjes voor de West-Afrikaanse kust die je op de kaart makkelijk mist – maar zodra je er bent, blijken ze vol verhalen te zitten. Verhalen over ontdekkingsreizigers en slaven, over koloniale grandeur en vergane glorie, en ook een verborgen verhaal over de connectie met Zuid-Afrika en verhalen van mensen die proberen een nieuw begin te maken. En het decor van al deze verhalen? Prachtige ongerepte natuur.

Ontdekt en gedoopt
Toen de Portugezen in de 15e eeuw voet aan wal zetten op de onbewoonde eilanden, deelden ze meteen namen uit. Op 21 december – de naamdag van Sint Thomas – werd het eerste eiland São Tomé gedoopt. Het kleinere broertje kreeg de naam Príncipe, als eerbetoon aan de Portugese prins.

De grond bleek perfect voor suikerriet. Slaven uit Angola en omliggende gebieden werden aangevoerd, en in de 16e eeuw groeide São Tomé zelfs uit tot de grootste suikerexporteur van Afrika. Tot de concurrentie uit Zuid-Amerika roet in het eten gooide.
Van suiker naar cacao
Na het instorten van de suikerhandel werden de eilanden een doorvoerhaven voor slaven. In de 19e eeuw kwam er een nieuwe focus: cacao en koffie. Rond 1900 waren São Tomé en Príncipe de grootste cacao-exporteur ter wereld. De Portugese roças – enorme plantages met statige huizen en arbeidersverblijven – bepaalden het landschap én het leven.

Slavernij afgeschaft – maar niet echt
Officieel werd slavernij in 1875 afgeschaft. In de praktijk veranderde er weinig. Arbeiders (serviçais) uit Kaapverdië en Angola werden onder contract naar de eilanden gehaald, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. In 1953 brak er een opstand uit tegen dit systeem. Het Portugese leger sloeg hard terug, met naar schatting duizend doden. Het Bloedbad van Batepá is nog altijd een belangrijk symbool van verzet.
Op weg naar onafhankelijkheid
Na de Portugese Anjerrevolutie in 1974 ging het snel: een jaar later werden São Tomé en Príncipe onafhankelijk, met Manuel Pinto da Costa als eerste president. Vandaag draait de economie nog steeds grotendeels op cacao (waarvan een flink deel naar Nederland gaat), maar ook palmolie en toerisme winnen terrein.

Het onbekende verhaal van de schakel van São Tomé en Zuid-Afrika
Wat minder bekend is, is dat São Tomé in de decennia daarna een onverwachte rol speelde in de Afrikaanse politiek. Het eiland was jarenlang een stille schakel tussen Zuid-Afrika en andere Afrikaanse landen – staten die Zuid-Afrika in het openbaar veroordeelden, maar ondertussen via São Tomé luxe goederen uit het zuiden ontvingen. In de jaren tachtig stationeerde South African Airways zelfs technisch personeel op het eiland om vliegtuigen te onderhouden tijdens tankstops. Ook Air Afrique – een luchtvaartmaatschappij van meerdere Afrikaanse staten, opgericht met steun van Air France – speelde een rol in dit netwerk.

Luxe producten voor Afrika
Soms vlogen ze letterlijk “onder de radar” naar Zuid-Afrika om vliegtuigen te laten onderhouden en dure wijnen en andere luxe producten te laden, bestemd voor de leiders en dictators van dat moment. São Tomé bood het perfecte decor: een plek waar men zich tegoed konden doen aan Zuid-Afrikaanse geneugten, terwijl ze op het wereldtoneel luidkeels deze regering veroordeelden.
Na de democratie in Zuid-Afrika was het einde verhaal
Na de overgang naar democratie in Zuid-Afrika verdween deze schaduwhandel vanzelf. Air Afrique ging ten onder, en met het faillissement verdween ook de rol van São Tomé in dit verborgen hoofdstuk van de geschiedenis.
Verhaal van groene heuvels en strand
De geschiedenis is fascinerend, maar São Tomé en Príncipe heeft nog een ander verhaal te vertellen — dat van groene heuvels, mistige bossen en koraalstranden waar de tijd lijkt stil te staan.
De Pico de São Tomé (2.024 meter) torent hoog uit boven het regenwoud, de Pico Grande steekt als een naald door het bladerdak, en in Obô National Park groeien varens, orchideeën en vogelsoorten die nergens anders op aarde voorkomen. Tel daar tropische vogels, vleermuizen, kleurrijke gecko’s, snorkelstranden en de spuitende Boca do Inferno bij op, en je hebt een paradijs dat nog verrassend onontdekt is én veel bijzondere verhalen.

